Reis boven de Noordpoolcirkel

11 juli 2025
Home » Reis boven de Noordpoolcirkel

Ik schrijf dit stuk op vrijdag 20 juni, drie dagen na mijn terugkeer van een reis naar het noordpoolgebied die bijna drie weken duurde. Op Hemelvaartsdag vertrok ik met drie vrienden met de trein van Zwolle naar Vlissingen waar we met een passagiersboot, de Hondius, eerst naar Aberdeen in Schotland voeren. Daar aangekomen gingen we een aantal oude dieselbussen in om op excursie te gaan naar de Bullers of Buchan, een gebied waar duizenden zeevogels broeden op rotskliffen. Wat ik het mooist vond waren de geluiden van al die vogels bij elkaar. De natuurfotografen waren vooral verzot op de Papegaaiduikers.

Daarna gingen we naar een ander kustgebied, Newburgh, waar je goed Grijze en Gewone zeehonden kunt bekijken. Als laatste bezochten we Fittie-Footdee, een kunstzinnig deel van Aberdeen waar we in de haven een aantal Tuimelaars zagen.

We voeren vervolgens naar Fair Isle, één van de Shetlandeilanden. De weersomstandigheden waren goed en met kleine bootjes, Zodiacs, werden we vanaf de Hondius aan land gebracht. We hebben een hele dag op dit mooie eiland mogen wandelen. Een eiland vol diepe klifranden waar vele zeevogels broeden en op land nog ‘gewone’ vogels als de Huismus die we hierna niet meer zouden gaan zien omdat we steeds noordelijker reisden, de koude in.

Na dit bezoek brachten we twee volle dagen op zee door, waarbij een nacht met windkracht acht. De ochtend na de storm was de ontbijtzaal maar voor de helft gevuld: veel mensen waren zeeziek geworden. Ons viertal gelukkig niet, omdat we ons beschermd wisten door de anti-zeeziekte-pleisters die we achter een oor hadden geplakt. Later op de reis bleek echter dat we die pleisters verkeerd om hadden geplakt….

De dagen op zee werden afgewisseld met drie luxe eetmomenten, interessante lezingen over onderwerpen als walvissen, zeevogels en de gebieden die we gingen bezoeken en met het actief zoeken naar vogels en zeezoogdieren vanaf het dek. Soms zag je urenlang weinig meer dan de veel voorkomende Noordse stormvogels, en dan ineens was er opwinding omdat er dolfijnen, een Dwergvinvis of Orka’s gezien werden. Je moest er dan snel bij zijn want de boot kachelt verder en die dieren ook en die reisden net de andere kant op. Vaak zag je niet meer dan een rug en een vin. Het is anders dan wat je in natuurdocumentaires, en toeristische brochures, voorgeschoteld krijgt.

Na twee zeedagen kwamen we op het Noorse eilandje Jan Mayen aan. Dit is een vulkanisch eiland en de bodem is zwartgeblakerd. Het was spannend of we konden landen, want er stond een stevige bries, maar gelukkig vond de kapitein een rustige baai en zo sprongen we de Zodiacs weer in voor een tweede landing.

Op dit eiland hebben Nederlanders jarenlang walvissen bejaagd en er zijn gedenktekens op het eiland voor op Jan Mayen overleden Hollanders. Nederland heeft Jan Mayen opgeëist in 1614, maar het is nu in handen van Noorwegen. Tijdens de wandeling over een steile heuvelrug liep het zweet over mijn rug en aangekomen bij het doel van de wandeling, een kolonie Kleine alken, bleven we daar zo’n 45 minuten staan en werd ik alsmaar kouder. Terug op de boot snel een douche gepakt om op te warmen.

Vervolgens de zee weer op, verder naar het noorden naar het Groenlandse pakijs. Het doel was om een IJsbeer te zien, maar dat is niet gelukt. Wel zagen we hier twee Groenlandse walvissen, lees: deel rug en de lucht die ze uitblazen, ‘the blow’ in het Engels. Op een ochtend stonden we met zijn 4-en op en trokken weer naar het dek om natuur te turen en dreven de eerste ijsschotsen langs. Daar werd ik verdrietig van. Ik zag het als een beeld van een opwarmende aarde. De opwarming van de aarde gaat in het poolgebied sneller dan elders op de aarde. De Hondius moet al veel verder noordwaarts varen om bij het pakijs te komen dan vroeger. Met dit gevoel voeren we verder noordwaarts, dieper het alsmaar dikker worden pakijs in.

De Hondius is geen ijsbreker, dus gingen we niet te diep het pakijs in. Ik bewaar gemengde gevoelens over dit deel van de reis, want moet je een gebied dat al onder druk staat nog verder belasten met toerisme? Daarover later meer in dit verslag.

Na het pakijs hebben we twee volle dagen gevaren om bij het einddoel te komen: Spitsbergen of zoals de Noren het tegenwoordig noemen, Svalbard. De eerste aanblik van Spitsbergen was voor mij ontroerend en onvergetelijk: het landschap was zo sereen, verstild, verstoken van mensen en ongerept dat het aanvoelde als pure wildernis.

Dat dat beeld niet geheel klopte werd al duidelijk om het eerste eilandje dat we bezochten: overal lag drijfhout, soms al meer dan 100 jaar oud, grotendeels afkomstig uit Rusland. Op dit eilandje bezochten we een groep Walrussen die een stuk minder onder de indruk van ons waren, dan wij mensjes van hen.

Vervolgens voeren we door naar Longyearbyen en gingen daar van boord. We hebben een auto gehuurd en zijn daar een ijsbeer-vrije en dus veilig geachte weg door twee dalen een aantal keren op en neer gereden op twee dagen om vogels te kijken. We zagen meerdere rendieren, ze hebben hier een eigen soort, met veel kortere poten dan de rendieren in Noord-Scandinavië. De rendieren hebben het overigens ook steeds lastiger: door de opwarming kunnen ze moeilijker aan hun lievelingskost komen, het rendiermos.

De eerste maat vloog toen terug naar Nederland en ik besloot om twee dagen voor mezelf uit te trekken terwijl de andere vrienden verder voor de natuurbeleving gingen. Die tijd heb ik gebruikt voor wat rust en voor het verkennen van het stadje Longyearbyen, de noordelijkste bewoonde plaats op aarde. Tijdens twee wandelingen door dit ongeveer 2.500 inwoners tellende dorp bezocht ik het museum, de kerk en twee kunstgalerieën. Dit opende de zintuigen en ik kon hierdoor veel leren.

In het museum was er veel informatie over de geschiedenis, ook voor de sterke Nederlandse inbreng daarin, over de klimaatverandering die echt zorgwekkend is en over de natuurhistorie van het eiland. Zo was Spitsbergen ooit verbonden aan een oud continent dichtbij de huidige Zuidpool en is het door de eeuwen heen langzaam naar het Noorden geschoven. Er is in het verleden veel steenkool gewonnen op dit eiland en dat wijst erop dat het eiland ooit heel groen is geweest, want alleen door het afsterven van organisch materiaal, bijvoorbeeld de bladeren van bomen, krijg je steenkoollagen. In die zin is het klimaat in vroegere tijden ook veranderd, maar dit keer ligt de oorzaak niet in hogere machten of krachten, maar bij ons, de mens.

In de galerie Norbogen werd ik geraakt door het werk van schilder Kare Tveter. Hij had het artistieke vermogen om dat serene, dat verstilde van Spitsbergen op doeken te verbeelden.

In een andere galerie, Spitsbergen Kunstnersenter geheten, kun je kunstenaars aan het werk zien. Hier was ook een expositie over plastic vervuiling op Spitsbergen. Met de golfstroom spoelt plastic vanuit andere delen van de aarde op Spitsbergen aan. Het is één van de beelden die ik hoop vast te kunnen houden: zelfs op de meest ongerepte plekken op aarde, tref je plastic afval aan. Wat is het toch belangrijk om afscheid te nemen van plastic en toe te werken naar natuurlijk afbreekbare materialen.

Met één maat reisde ik nog voor een paar dagen naar Noord-Noorwegen en Noord-Finland om daar een natuurpark te bezoeken waar er taigabossen zijn met de bijbehorende soorten. Op dinsdag 17 juni kwam ik in de avond eindelijk weer thuis, met een hoofd en hart vol herinneringen en met een scala aan schrijfsels, foto’s en video’s. Ik hoop tijd te vinden om wat met al dat materiaal te gaan doen.

Hoe kijk ik nu als verduurzamer terug op de reis?

Eerst het sociale aspect: de reis heeft de banden met mijn vrienden verder versterkt. Daarnaast heb ik een aantal boeiende gesprekken gevoerd met mensen die je op zo’n reis ontmoet. Ik zie de reis als sociale winst. Dan het economische aspect: zo’n reis is duur. De boottocht is duur en omdat alles op Spitsbergen aangevoerd moet worden zijn de boodschappen, hotels e.d. daar ook duur. Neem daarbij de lengte van de reis dan kun je je voorstellen dat het financieel pittig was. Extra blij en dankbaar was ik daarom met het telefoontje dat ik op Spitsbergen kreeg dat me een nieuwe opdracht is gegund.

Ecologisch: we hebben de reis vooral gedaan omdat we natuurliefhebbers zijn. Ik heb genoten van de waargenomen zeezoogdieren, vogels en landschappen, maar wel in het besef dat al deze onder druk staan en dat ik door de reis bijdraag aan een negatieve druk op een al kwetsbaar gebied. Op een gegeven moment lagen er in de haven van Longyearbyen zo’n zes cruiseschepen. De Hondius is echt niet de enige boot die toeristen het gebied in brengt. Als je dan denkt aan de brandstoffen die die boten gebruiken, al het eten en drinken dat aangevoerd moet worden, dan kun je zo’n reis niet aanprijzen als duurzaam. Het verbaasde me dan ook enorm dat in Longyearbyen bordjes te zien zijn waar Spitsbergen wordt aanbevolen als een duurzame toeristische bestemming.

In mijn ogen een kwalijke vorm van ‘greenwashing’. Het toerisme in het poolgebied is een vorm van exploitatie. Daarom hoop ik dat jullie mijn voorbeeld niet navolgen, maar vakanties dichterbij boeken, en geloof me, dat is ook een stuk minder koud! Ik heb me voorgenomen om de CO2 uitstoot van mijn reis te berekenen en te compenseren via een maatschappelijk project in Spitsbergen, dat is het minste wat ik kan doen. Ik hoorde over een Spitsbergen Environmental Fund. Dat zou zo maar eens de bestemming van die compensatie kunnen gaan worden.

Tenslotte het spirituele element: tijdens de reis ben ik geraakt door de nietigheid van een individuele mens ten opzichte van de grootheid van de aarde en de natuur. En toch is die aarde heel kwetsbaar door de hebzucht van de mens. De mens is er in geslaagd om ook dit soort moeilijk bereikbare gebieden te exploiteren en te vervuilen. Het is echt de mens die de boel vervuilt. De natuurhistorische geschiedenis van Spitsbergen roept bij mij ook geloofsvragen op. Aan de ene kant ben ik vervuld van de grootsheid van de schepping, anderzijds zie ik ook dat er bewijs is van de oudheid van de aarde, evolutionaire processen en bijvoorbeeld het vroegere bestaan van dinosauriërs. Er moet een grotere macht zijn die het begin en het einde samenbrengt, en het geheel beheert en overziet.

De geschiedenis leert dat samenlevingen opleven en instorten. Dus kun je rustig de verwachting uitspreken dat de dominantie van de mens op de aarde ooit zal stoppen. Wellicht vindt God het dan tijd om die nieuwe aarde te realiseren. Tot die tijd mogen we onze verantwoordelijkheid nemen om goed voor de omgeving waarin we zijn te zorgen in het besef dat de aarde, laat staan de kosmos, veel te groot zijn om als mensje te kunnen be- of omvatten. Dat besef biedt ruimte voor spiritualiteit, voor een gerichtheid op God en op een nederige, mag ik zeggen serene, omgang met de omgeving waarin we geplaatst zijn.

In Norbogen was er ook werk van een andere kunstenaar Olof Storo met de titel ‘Blijf weg’. Het idee erachter is dat Spitsbergen niet voor mensen bedoeld is en dat de ijsberen zo hun eigen gedachten hebben bij de komst van al die toeristen en gelukszoekers die om welke reden dan ook enkele jaren in Longyearbyen besluiten te gaan wonen. Hieronder een foto van het bijbehorende kunstwerk.

Wist je dat?

  • Het nu boven de poolcirkel 24 uur per dag licht is?
  • Dolfijnen walvissen zijn?
  • Verschillende walvissen geen rugvin hebben?
  • Continenten niet vaststaan, maar elk jaar wat veranderen?
  • Het pakijs bij Groenland tussen 2050 en 2100 verdwenen is als de opwarming van de aarde doorzet?
  • Noordse stormvogels ongeveer 23,8 stukjes plastic in hun magen hadden tijdens een onderzoek in 2021?

Geert Jan